Published by Jan Denys, on 09/11/2007
Het is dit jaar exact 10 jaar geleden dat de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) Conventie 181 goedkeurde. Conventie hoeveel? Conventie 181, dit is de conventie die een einde maakte aan het monopolie van de publieke arbeidsbemiddeling. Met deze Conventie werd een nieuw arbeidsmarktparadigma gelanceerd. Het oude paradigma (neergelegd in Conventie 96) stelde dat er op de arbeidsmarkt geen plaats was voor private spelers. Er was sprake van misbruiken en private spelers zouden de publieke speler alleen maar in de weg lopen en een efficiënte aanpak van arbeidsmarktproblemen bemoeilijken. Alle vormen van bemiddeling dienden te gebeuren via door de overheid gecreëerde diensten. Hier en daar was er wel een uitzondering te bespeuren maar de regelgeving was zeer duidelijk. Of toch niet?
In feite werd het monopolieparadigma in de feiten vrij snel doorbroken. In de jaren ‘60 begon uitzendarbeid in de meeste Europese landen zich te ontwikkelen. In een aantal landen werd ook deze vorm van bemiddeling verboden maar in de meeste landen werd een juridische constructie bedacht waardoor uitzending niet als arbeidsbemiddeling werd beschouwd. Er was sprake van een vreedzame coexistentie van de publieke arbeidsbemiddeling en uitzendarbeid. Naast uitzendkantoren ontstonden ook wervings- en selectiekantoren, executive search en outplacementkantoren. Ze kwamen er omdat er op de arbeidsmarkt behoeften ontstonden waar de publieke bemiddeling geen antwoord op had. Ook binnen de overheid kreeg de traditionele arbeidsbemiddeling concurrentie. Zo begonnen in heel wat landen bijstandsverstrekkers (bij ons het OCMW) vormen van arbeidsbemiddeling te organiseren. Bijstandsinstellingen stuurden hun cliënten wel naar de arbeidsbemiddeling maar stelden vast dat deze daar niet geholpen werden. Dus begonnen ze het zelf te doen. Ook in de publieke sfeer was er dus sprake van demonopolisering. Begin de jaren ’90 was het publiek monopolie inzake arbeidsbemiddeling dan ook door de feiten en ontwikkelingen op de arbeidsmarkt achterhaald. Landen als Zweden en Duitsland zegden dan ook hun steun aan de oude Conventie 96 op. Voor de ILO was dit het signaal om de oude conventie te herbekijken, een proces dat resulteerde in de reeds vermelde Conventie 181. Deze Conventie heeft in dit land een geweldige impact gehad. Hoewel ook hier in de jaren ’90 duidelijk werd dat het monopolie niet meer de realiteit op de arbeidsmark dekte ontstond er geen draagvlak om dit aan te pakken. Grote tegenstanders van de weigering waren in de eerste plaats de publieke bemiddelaars (VDAB) en de vakbonden (zij het met nuanceverschillen). Zij zagen de demonopolisering als machtsverlies. De situatie zat snel muurvast, ook in Vlaanderen. Arbeidsbemiddeling is namelijk regionale materie. De schuld kan in deze dus niet op PS of FGTB worden gestoken. Op een ogenblik hadden 10 van de 15 voormalige EU landen het monopolie afgeschaft. België bevond zich in gezelschap van Griekenland, Spanje, Portugal en Frankrijk. Het is op dat ogenblik dat de ILO redding bracht en de zaak deblokkeerde door Conventie 181 te stemmen. In Vlaanderen leidde dit snel tot een aanpassing van de wetgeving. In Brussel en Wallonië duurde het wat langer. In Frankrijk zou het nog tot 2005 duren vooraleer het publiek monopolie ten grave werd gedragen. Naast de afschaffing van het monopolie werden ook de beschotten weggehaald tussen verschillende vormen van dienstverlening. Het was voor een outplacementbedrijf niet meer verboden om aan werving en selectie te doen.
Blijft de vaststelling dat Vlaanderen er 10 jaar geleden niet uitraakte en dat, zonder ILO inbreng, het nog heel lang zou geduurd hebben vooraleer er een doorbraak zou hebben plaatsgevonden. Het is zinvol om het toenmalig debat nog even op te frissen. Het grote argument van vakbonden en de toenmalige VDAB tegen de demonopolisering van de publieke bemiddeling was dat dit zou leiden tot een marginalisering van de publieke speler. De private spelers zouden immers de gemakkelijk bemiddelbare werkzoekenden naar zich toe halen en de publieke spelers zouden opgezadeld blijven zitten met de moeilijk bemiddelbaren. Dit zou leiden tot een verder imagoverlies en de VDAB zou in de marge van het arbeidsmarktbeleid wegzinken. We zijn intussen 10 jaar verder. Wat zijn de feiten? Private bemiddelaars hebben, zoals voorspeld, hun positie op de arbeidsmarkt versterkt. Maar dat is niet ten koste gegaan van de publieke bemiddelaars. In heel wat Europese landen hebben de publieke bemiddelaars zich grondig gemoderniseerd en zijn er met behulp van nieuwe managementtechnieken en intelligente toepassingen van IT tools meer slagvaardige organisaties opgestaan. In de meeste Europese landen zijn de publieke bemiddelaars er de afgelopen 10 jaar alleen maar sterker op geworden. Dit betekent niet dat overal de bureaucratische gewaden zijn afgelegd maar het verschil met toen is onmiskenbaar. In elk geval is de vrees voor een marginalisering onterecht gebleken.
(Deze column verscheen eerder in De Tijd)
Your email address will not be published. Required fields are marked*