Published by Marc Ernst, on 14/01/2010
De Franstalige journalist Christophe Lo Giudice, tot voor kort enkel hoofdredacteur van het Franstalige HR-vakblad RH.tribune zwaait sinds een paar weken, noodgedwongen, ook de hoofdredactionele scepter bij HR.tribune – de Nederlandstalige evenknie van RH.tribune.
Na anderhalf jaar hield hoofdredacteur Mieke De Jaegher het voor bekeken en gooide de handdoek in de ring. Ook haar voorganger Stef Swinnen deed dat om de zelfde reden (al speelden er uiteraard ook individuele motieven): meningsverschillen over de redactionele koers. Swinnen hield het iets langer vol: 1 jaar en negen maanden. Swinnen was de eerste hoofdredacteur van RH.tribune. Dat is, net als zijn Franstalige pendant, een uitgave van MRH. Vandaag is Swinnen, die ook nog voor Vacature werkte en hoofdredacteur was van Jobat, algemeen hoofdredacteur van de Acerta-uitgaven, waaronder de website IkgavoorHR.be.
In 2005 liep ook de samenwerking, eigenlijk een soort LAT-relatie, tussen Jos Gavel (HR Square) en MRH spaak. Ook vooral (niet uitsluitend) op journalistieke kwesties/principes. Als gevolg daarvan lanceerde MRH dan maar zelf een Nederlandstalige pendant van het blad dat het eerder van Jo Mattelé overnam.
Zie terzake volgende twee artikels/blogpost van mijn hand op HRMblog.net – mijn vroegere professionele blog en in zekere zin de voorganger van HRMblogs.com:
– Samenwerking en kruisparticipatie MRH en 3MI: achtergronden en kanttekeningen
– De vechtscheiding van HR Square/Jos Gavel en MRH
Op werktitel.be, een website die is opgezet door enkel anciens van De Morgen (maar waaraan inmiddels tal van freelance-journalisten meewerken) en die zichzelf omschrijft als een ‘journalistiek laboratorium’, publiceerde Mieke De Jaegher recent een artikel waarin ze harde woorden heeft over de situatie van de vakpers in het algemeen en de HR-vakpers in het bijzonder. Aangezien ze enkel voor HR.tribune werkte in de sector van de HR-vakbladen kunnen haar vaststellingen en grieven niet anders dan betrekking hebben op die publicatie en uitgever MRH.
Naast algemene bedenkingen over het (weinig begerenswaardige) lot van de freelance-journalisten, wegens onder meer hun doorgaans slechte honorering, maakt De Jaegher in haar opiniestuk ook kritische kanttekeningen bij de volgens haar reële toenemende druk om adverteerders en lezers naar de mond te schrijven, om ze te ‘paaien’. Enkel uitgevers met voldoende ruggengraat (en met een stevige, lange-termijn visie) kunnen daar, tot op zeker hoogte, weerstand tegen bieden. Met de economische crisis en de terugval van de advertentie-inkomsten (20 tot 40 procent) wordt het alsmaar moeilijker om de Chinese muur tussen redactie en commercie niet beetje bij beetje te laten afbrokkelen, door adverteerders vakkundig te laten slopen. In de vakpers, en zeker die op HR-vlak, waren de beschotten tussen de redactionele en commerciële afdeling al stukken minder stevig dan bij de ‘ernstige’ media maar vandaag worden ze er wel erg dun, wordt de interferentie tussen beide departementen problematisch groot. Aldus Mieke De Jaeger. Niet letterlijk, maar het is zowat de teneur van haar schotschrift.
De Jaegher: “De afgelopen jaren moest ik echter vaststellen dat het commerciële net zich strakker aanspande, dat er minder beweegruimte was. Het redactioneel-commerciële systeem dat een krant of een tijdschrift is, raakte uitgehold. In die slipstream werden wij, de freelance journalisten, meer en meer als ‘bladvullers’ gezien, veelschrijvers die tegen een zo goedkoop mogelijke prijs kopij mochten spuien. Was je even niet helemaal op je qui-vive, dan werd je ingezet voor het heilige commerciële doel en schreef je een nauwelijks als dusdanig herkenbare publireportage. Dát voelt niet mooi.”
Op haar opiniestuk reageerden tal een enkel freelance journalisten met vergelijkbare ervaringen en klachten, waarvan drie oud Jobat-medewerkers. Onder hen zelf een voormalig hoofdredacteur van de carrièrebijlage.
In de meest scherpe van de reacties valt onder meer volgende veelzeggende, maar ontluisterende, passage te lezen: “Pijnlijk is het moment waarop de redactiechef je belt met de mededeling dat hij volledig achter je vakwerk staat. Het gepubliceerde artikel staat nog altijd overeind, alleen ziet het management van het blad dat eventjes anders. De geïnterviewde, HR-manager (lees: de spin doctor) van een sterke adverteerder, verwachtte geen feiten. Wél wierook. Einde van de samenwerking. Pijnlijk, jawel. Maar voor wie?.”
Bedenking
Het fenomeen dat Mieke De Jaegher beschrijft en aanklaagt is vooral een probleem van uitgever MRH, een qua origine en opvattingen over uitgeven/journalistiek Franstalige speler in de sector van de HR-vakpers. Niet dat het in Vlaanderen allemaal rozengeur en maneschijn is in de branche (in de enge betekenis van het woord, dus carrièrebladen en –bijlagen buiten beschouwing gelaten).
Maar door de bank genomen kan men stellen dat de journalistieke, zeg maar kwalitatieve, lat bij de HR-vakpers in het Noorden een stukje hoger ligt dan in het Zuiden van het land. Terwijl Vlaanderen veeleer aanleunt bij de Angelsaksische en Scandinavische opvattingen en gebruiken op het vlak van journalistiek (ook op het gebeid van management, openbaar bestuur en politiek trouwens), is Franstalige België cultureel toch meer Latijns. Vertaald naar de media betekent dit onder meer minder pittig, braver, meegaander. (Al is de Franstalige, eigenlijk vooral Brusselse, krant Le Soir dat in minder mate dan het gros van de Franstalige Belgische media en dus een beetje atypisch. En uiteraard zijn er pareltjes van eigenzinnige uitzendingen op de RTBF) De zogenaamde ‘journalisme de complaisance’ teert in Franstalig België welig(er), het – zelf met mate – tegen de haren instrijken van lezers en adverteerders is er minder gebruikelijk tot erg uitzonderlijk. Niet dat de Vlaamse HR-vakbladen nu toonbeelden zijn van dwarse en/of ‘harde’ onderzoeksjournalistiek. Eigenlijk is hun kritisch gehalte al bij al erg matig. Maar het is er tenminste, op een eervol en aanvaardbaar niveau. In vergelijking met pakweg de beter IT- en marketingpers zijn de twee Vlaamse HR-vakbladen echter toch een beetje grijze, bange, muizen.
Een verklaring, niet de enige maar zeker niet de minst belangrijke, voor het fenomeen dat De Jaeger aankaart en aanklaagt, is het professionele niveau van het gros van beslissers over de marketing- en advertentiebudgetten in de HR-wereld. Ook hun positie in de organisatie en beslissingsmacht (zeg maar ‘gewicht’) is niet zelden een probleem. Hun kennis van en ervaring inzake reclame en marketing (cv-gewijs) is doorgaans kleiner dan die van de decision makers terzake in andere sectoren. Natuurlijk mag niet iedereen over de zelfde kam worden geschoren en zijn er uitzonderingen. Maar door de bank genomen klopt de (vast)stelling. En dat heeft dus zijn gevolgen. Ik zie niet zo snel een marketing- of reclameverantwoordelijke in de HR-sector zeggen wat Chris Van Roey, de CEO van de Unie van Belgische Adverteerders (UBA) me onlangs antwoordde tijdens de receptie na de persvoorstelling van het boek ‘Media en journalistiek in Vlaanderen’- als reactie op mijn opmerking ‘tiens, jij hier’: “adverteerders hebben alle belang bij kwalitatieve, kritische en onafhankelijke media.”
Gewild of ongewild: hier worden appelen genetisch gemanipuleerd tot halve citroenen.
1/ De quote uit mijn reactie op het opiniestuk van Mieke De Jaegher is correct (“Pijnlijk is het moment…”).
2/ Ik leverde gedurende 10 jaar werk af voor achtereenvolgens De Personeelsgids, Job@ en Jobat. VUM/Corelio was echter niet mijn enige HR-afnemer.
De indruk kan ontstaan dat de negatieve ervaring waarvan sprake (inmenging van het management bij redactionele stukken) dateert van mijn Coreliotijd. Die indruk is dan pertinent onjuist: niet één enkele keer werd mij gevraagd een Jobat-klant ter wille te zijn. Niet één enkele keer ook reageerde het management nà publicatie gecrispeerd of nijdig omdat ik de klant niet opgevrijd had. Max Ernst kan dit weten: enkele jaren geleden belde hij me in dit verband op. Toen gaf ik hem hetzelfde ervaringsgericht en bloedeerlijk antwoord. Afbrokkelende Chinese muren en bange, grijze muizen heb ik niet gezien. Toch niet op de Gossetlaan.
Your email address will not be published. Required fields are marked*