Published by Jan Denys, on 06/09/2011
Bij de storm die opstak bij de overstap van Sven Gatz van de politiek naar de privé-sector, waren er twee zaken waar de publieke opinie zich aan stoorde: de grootte van het bedrag dat hij zou opstrijken (300.000 euro) en dat terwijl hij toch vrijwillig was opgestapt. De Open VLD-politicus (en voor hem veel andere politici) deed niets anders dan de regels toepassen die de politici zelf hadden opgesteld, maar dat kon de mediaheisa niet bedaren. Na enkele dagen stilzwijgen gooide Gatz de handdoek in de ring en zag hij af van deze vergoeding. De hele discussie beperkte zich grotendeels tot verheven morele principes die blijkbaar niet speelden toen de regeling indertijd werd opgesteld. Altijd verdacht, zo’n beweeglijke moraal.
Het probleem van de uittredingsvergoeding van politici verdient een ernstiger analyse dan degene die de voorbije week is gemaakt. Ze is uiteindelijk maar een onderdeel van een totaal pakket aan arbeidsvoorwaarden van een politicus. De vraag dringt zich op of dit totaal pakket correct is. Het politiek bedrijf komt zo in een moeilijk maatschappelijk spanningsveld terecht. Enerzijds hebben we er alle belang bij dat het politiek bedrijf talent aantrekt en een redelijk lange termijn kan behouden. Anderzijds verdraagt de publieke opinie geen politiek statuut dat in sterk positieve wijze afwijkt van wat op de rest van de arbeidsmarkt gangbaar is. Dat speelt nog sterker in deze tijden waar versobering en besparingen het politiek hoofdmotief zijn en zullen blijven. Dan weegt de voorbeeldfunctie des te zwaarder. Het speelveld om een nieuw statuut uit te tekenen is minder groot dan we denken.
Diverse kwesties, diverse criteria
Wat levert een elementaire benchmark met de privé-sector op? Nemen we de gewone parlementaire vergoeding als uitgangspunt (53.000 euro op jaarbasis, aangevuld met forfaitaire toelagen). Die kun je niet eens buitensporig noemen. Omdat politici geen anciënniteitstoeslag of loonsverhoging krijgen wegens bijkomende competenties, zal deze vergoeding voor meer ervaren hoogopgeleiden ‘aan de krappe kant’ worden bestempeld.
Een heel ander plaatje krijgen we bij de uittredingsvergoeding. Die is berekend op twee maand per actief jaar. Iemand die één jaar zetelt, heeft meteen recht op een uittredingsvergoeding van één jaar. De maximumvergoeding bedraagt 48 maanden. Deze regeling is veel beter dan wat op de rest van de arbeidsmarkt gangbaar is. Bij gewone bedienden geldt de regel van drie maand uittredingsvergoeding per vijf gewerkte jaren. Voor de hogere bedienden is al snel één maand per jaar gangbaar. Dit is de helft van wat bij politici gangbaar is.
Er zijn dus redenen om de huidige uittredingsvergoeding te herzien tot maximum één maand per jaar. Ook het maximum van 48 maanden is niet compatibel met de rest van de arbeidsmarkt. Hierbij moet dan ook nog rekening gehouden worden met het nog uit te werken éénheidsstatuut waarbij de uittredingsvergoedingen (opzegtermijnen) voor hogere bedienden naar beneden zullen herzien worden. In zo’n klimaat kunnen politici niet anders dan het goede voorbeeld geven.
Moeten politici al zo snel recht moeten hebben op een volledig jaar uittredingsvergoeding? Dat is wel te verrechtvaardigen, omdat wie een politiek mandaat heeft bekleed de tijd moet krijgen om te ‘ontluizen’ van dit mandaat.
Het gegeven dat politici recht hebben op een volledig pensioen na twintig jaar actieve dienst doet terecht de wenkbrauwen fronsen. Voor een modale werknemer is dit 45 jaar. Zelfs als we rekening houden met de vele gelijkgestelde periodes die meetellen voor een pensioen, is 20 jaar aan de zeer lage kant. Een nieuwe regeling moet dit aanpassen, zeker in een periode waarin aan de bevolking wordt gevraagd om langer te werken.
Tot slot: heeft iemand die zelf vrijwillig zijn job verlaat recht op dergelijke vergoeding? Hij combineert dan deze vergoeding met het loon dat hij in een nieuwe betrekking opstrijkt. Moreel verwerpelijk vinden velen. De realiteit is genuanceerder. Het gebeurt ook nu al geregeld dat personen die ontslagen worden meteen nieuw werk vinden. Ook zij combineren een opzegvergoeding met een salaris. Ik ken mensen die de praktijk in hun loopbaan enkele keren bewust hebben toegepast. Het is ook helemaal geen uitzondering dat werknemers die zelf wegwillen bij hun werkgever toch aansturen op een ontslag door de werkgever om op die manier werkloosheidsuitkering te kunnen claimen. Werkgevers en vakbonden springen hier dikwijls al te laks mee om.
Omgekeerd zal het ook gebeuren dat werknemers zogenaamd vrijwillig vertrekken maar dat ze in feite weggepest zijn (door collega’s of overste). De scheidslijn tussen vrijwillig en onvrijwillig is in de feiten soms moeilijk te maken. Een nieuwe regeling die enkel een uittredingsvergoeding voorziet voor politici die onvrijwillig afscheid nemen zal voor gevolg hebben dat ze tijdens hun mandaat minder snel opstappen, maar wachten tot het parlement waar ze toe behoren wordt ontbonden waarna ze niet meer op de lijst worden geplaatst.
Human resources in het parlement
De discussie over de uittredingsvergoeding is vooral een aanwijzing dat het politiek bedrijf zich onvoldoende heeft aangepast aan de open en moderne arbeidsmarkt. Op de arbeidsmarkt is het algemeen aanvaard dat loopbanen zich niet meer in één bedrijf afspelen en dat loopbanen gevarieerder zullen zijn dan in het verleden. Ook in de politiek zullen loopbanen korter worden en zal er meer in- en uitstroom zijn dan in het verleden. Daarbij valt het op dat meer politici (Gatz, Vervotte) zelf het initiatief nemen en de zaken niet laten afhangen van onvoorspelbare verkiezingen.
Hetzelfde zien we op de arbeidsmarkt waar meer werknemers ook zelf hun loopbaan in handen willen nemen. Het is opvallend dat politieke partijen daar nog helemaal niet op aangepast zijn. Zij moeten zoals elk modern bedrijf beginnen met een hedendaags human resources management en intredende politici begeleiden in hun loopbaan. Het spreekt vanzelf dat dit veel verder gaat dan het vastleggen van de uittredingsvergoeding.
(Deze tekst verscheen eerder in De Standaard)
Your email address will not be published. Required fields are marked*