Published by Jan Denys, on 10/12/2011
In 1983 hadden 55-plussers in Nederland een werkzaamheidsgraad van 30 procent, evenveel als België. Bijna 30 jaar later klokken onze Noorderburen af op 56 procent. België blijft steken op 37 procent. Hoe is dit immense verschil op zo’n relatief korte periode te verklaren? Gewoon even naar de cijfers kijken, is al zeer verhelderend.
In Nederland trok de toenmalige premier Lubbers al in de jaren 80 aan de alarmbel. Nederland was te lui en moest aan het werk. Zeer veel leverde dat niet op. Gedurende de hele jaren 80 verbeterde de positie van 55-plussers op de arbeidsmarkt niet, maar ze verslechterde ook niet echt. In dezelfde periode liepen de zaken bij ons helemaal uit de hand. In 1990 bedroeg de werkzaamheidsgraad van 55-plussers nog hooguit 21 procent. Het allerergste was dat niemand daar een probleem van maakte, niet de politici en zeker niet de sociale partners.
Vanaf 1995 ging het plots snel in Nederland. In nauwelijks vijf jaar tijd steeg de werkzaamheidsgraad bij 55-plussers er met bijna 10 procent. België liet een stijging optekenen van nauwelijks 2 procent. In die periode bouwde Nederland vervroegde uittredingsroutes (vergelijkbaar met ons brugpensioen) af.
In België slaagden we erin om in die periode de brugpensioenleeftijd te verlagen van 58 naar 56 jaar. Naar aanleiding daarvan schreef ik mijn allereerste opiniestuk voor De Standaard: ‘Verlaging brugpensioenleeftijd is een vergissing’.
Maar geen nood. Ook in België ontstond eindelijk het inzicht dat de werkzaamheidsgraad
omhoog moest. België werd daartoe trouwens gestimuleerd door Europa. Met het aantreden
van Paars in 1999 werd de actieve welvaartstaat gelanceerd en het Generatiepact
van 2005 had de uitdrukkelijke bedoeling om 55-plussers langer aan het werk te houden.
Heeft het iets opgeleverd?
De werkzaamheidsgraad van 55-plussers is de voorbije tien jaar inderdaad gestegen (van 25 naar 37%). In Nederland steeg de werkzaamheidsgraad bij dezelfde groep echter van 38 naar 56 procent. Ook de voorbije tien jaar deed Nederland het veel beter dan België wat betreft langer werken.
Samengevat, België werd niet alleen veel later wakker maar heeft intussen ook veel minder doortastend beleid gevoerd inzake langer werken met alle desastreuze gevolgen vandien. De maatregelen in het recente regeerakkoord komen dan ook niet te vroeg. Deze maatregelen lijken op het eerste zicht door tastend. Alles zal in deze echter afhangen van de uitvoering.
Bovendien is er ook nood aan flankerend beleid. Langer werken bereikt men niet alleen door vervroegde uittreding terug te dringen maar ook door meer te investeren in 55-plussers. De nieuwe minister van Werk, Monica De Coninck, heeft geen andere optie dan er meteen keihard in te vliegen. Als 55-plusser kan ze meteen het goede voorbeeld geven.
Ok, maar ik zou toch ook eens kijken of er geen sectorgebonden factoren aan verbonden zijn. In de ene sector (vooral de non-profitsector?) worden ouderen vlugger te duur en wordt het interessanter om te besparen door deze ouderen op pensioen (of VUT) te sturen en een goedkopere jongere aan te werven. In de andere sector (profit-sector?) is het mogelijk om met de ervaring van ouderen een meerwaarde te creëeren die voor beiden tot een win-winsituatie leiden…
Your email address will not be published. Required fields are marked*