Published by Jan Denys, on 15/07/2015
David Rozing_hollandse Hoogte
Werkgevers werken niet vaker met flexibele contracten of met freelancers dan tien jaar geleden. ‘Loonarbeid is niet voorbijgestreefd’, klinkt het in een studie van de hr-dienstverlener Randstad.
Trendwatchers hebben het er vaak over: we evolueren naar een arbeidsmarkt waarbij werknemers hun expertise tijdelijk ter beschikking stellen van een bedrijf. Eens de specifieke opdracht voorbij is, gaat de freelancer zijn kunstjes elders verrichten. Vooralsnog is van die arbeidsmarkt 2.0 evenwel weinig te merken. Uit een studie van de hr-dienstverlener Randstad blijkt dat in verhouding nauwelijks meer mensen op een flexibele manier in dienst zijn dan tien jaar geleden.
Zo’n 8,6 procent van de werkende Belgen was in 2014 aan de slag met een tijdelijk contract. Daarnaast waren er 9,2 procent freelancers of zelfstandigen zonder personeel en 4 procent zelfstandigen met personeel. Dat maakt dat in totaal 21,8 procent van de werkenden zonder een vast contract aan de slag was. Ter vergelijking: in 2004 was dat 21,4 procent.
Contracten van bepaalde duur komen vooral bij jongeren voor. Een derde van de werknemers tussen 15 en de 24 jaar heeft een tijdelijke baan. ‘In België wordt tijdelijke arbeid vooral gebruikt als instroom-instrument’, zegt Jan Denys, communicatieverantwoordelijke bij Randstad. Zowat vier op de vijf werknemers met een tijdelijk contract zeggen overigens dat ze tegen hun zin met zo’n contract werken. Ze zouden liever een vaste job hebben, maar konden die niet vinden.
Dat tijdelijke arbeid in ons land vooral een instroominstrument is, verklaart meteen waarom in België relatief veel hooggeschoolden tijdelijk aan de slag zijn. Jongeren zijn immers door de bank genomen hoger opgeleid. Hoogopgeleiden staan in voor 40 procent van de tijdelijke werknemers, slechts 24 procent is laagopgeleid. Dat is het tegenovergestelde van de meeste andere Europese landen, waar tijdelijke arbeid vooral een zaak van laagopgeleiden is. ‘Dat komt doordat Belgische werknemers niet lange tijd het ene na het andere tijdelijke contract kunnen krijgen, terwijl dat elders vaak wel mag’, zegt Denys.
In Nederland en Spanje wordt veel vaker beroep gedaan op tijdelijke contracten. Die landen kennen een vrij strikte ontslagwetgeving, waardoor werkgevers liever geen vast contract geven. Bovendien moeten Nederlandse werkgevers sinds een tiental jaar het loon van een vaste werknemer bij een ziekte uitbetalen, terwijl in ons land de ziekteverzekering na verloop van tijd tussenkomt. Het heeft ertoe geleid dat werkgevers nog meer gebruik maken van tijdelijke contracten.
‘Uit de studie kunnen we concluderen dat het contract van onbepaalde duur allesbehalve ten dode opgeschreven is. Dat geldt zeker voor België, maar het is in feite ook een brede internationale trend, enkele uitzonderingen daar gelaten’, besluit Denys. Hij denkt dat dit ook de komende jaren zo zal blijven. ‘In de nieuwe kenniseconomie zullen wellicht steeds meer mensen als freelancer van project naar project hoppen, waardoor er iets meer flexibele jobs zullen bijkomen. Het gaat dan bijvoorbeeld over IT’ers of zeer creatieve geesten. Maar de overgrote meerderheid zal met een vast contract blijven werken.’
Your email address will not be published. Required fields are marked*