Published by HRMblogs, on 25/04/2021
Door Ive Marx (hoogleraar (UAntwerpen & directeur van het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck)
Landen waarvan de naam begint met ‘Volksrepubliek’ hebben doorgaans tal van vermakelijke surreële kanten, vooral voor de mensen die er niet wonen: bombastische zelfverheerlijking, parlementen die door robots lijken bevolkt, leiders die de gelijkheid prediken en zichzelf in privileges wentelen. Ze hebben ook een planeconomie: de staat dicteert wie wat maakt en wie wat verdient.
Dat is nooit op een eclatant succes uitgedraaid. Wie dat niet gelooft, had het voormalige Oostblok eens moeten bezoeken vlak na de val van de Muur. De verpaupering, tristesse en grijsheid hadden zelfs landen die ooit tot de meest machtige en welvarende in Europa behoorden in de greep. Zo’n bezoek leerde dat politiek er wel degelijk toe doet.
Wij leven niet in een volksrepubliek, maar voor wat de overheidsbemoeienis in onze economie betreft, zijn we ondertussen een buitenbeentje geworden in de kapitalistische wereld. De overheid eigent zich elk jaar meer dan de helft toe van wat we met zijn allen verdienen. Dat is bijlange niet communistisch, maar er zijn weinig andere landen waar het overheidsbeslag in normale tijden boven de symbolische 50 procentgrens ligt. Daarvoor krijgen we ook veel terug: gratis wegen, goedkoop openbaar vervoer, onderwijs en gezondheidszorg. Uniek is dat niet, maar de overheid leeft hier wel op heel grote voet. Elders doet de overheid vaak meer met minder belastinggeld.
Onze arbeidsmarkt is zo’n unicum geworden in de westerse wereld, dat we die stilaan kunnen voordragen voor de Unesco Werelderfgoedlijst
Maar daar stopt het niet. Weinig landen hebben zoveel regels, voorwaarden en procedures die de gang van de economie dicteren. Hele sectoren en beroepen zijn bij ons afgeschermd door bureaucratische beschermwallen en slotgrachten. Vaak op hun eigen vraag, overigens, want de overheid is soms een uitstekende bondgenoot om de concurrentie klein te houden. Het resultaat is dat de Belgische consument voor veel zaken hogere prijzen en tarieven betaalt dan elders.
Dan is er nog onze arbeidsmarkt. Die is zo’n unicum in de westerse wereld geworden, dat we die stilaan kunnen voordragen voor de Unesco Werelderfgoedlijst. Zowat alle lonen liggen vast in cao’s die kracht van wet hebben. Daarin staan we niet alleen, maar het aantal landen met een dekkingsgraad van zowat 100 procent kun je op een paar vingers tellen. Daarbovenop komen nog eens de automatische indexering en de fameuze loonnormwet. Niemand kan tippen aan dat niveau van dirigisme. Vind maar eens een ander land waar de regering aan private werkgevers dicteert hoeveel premie ze mogen geven.
Eén straf resultaat van al dat dirigisme is dat we een uitzonderlijk gelijke loonverdeling hebben. Het zou te ver gaan om te zeggen dat iedereen in België ongeveer hetzelfde verdient, maar veel scheelt het niet. De helft van de Belgische werknemers verdient niet meer dan 500 euro boven of onder de mediaan, bruto dan nog. Om tot het hoogste loonkwintiel te behoren, moet je niet eens het dubbele verdienen van iemand in het laagste loonkwintiel. We hebben zowat de kleinste genderloonkloof ter wereld. Lageloonjobs bestaan hier nauwelijks.
Menig egalitair idealist zou meteen voor het Belgische model tekenen. Veel gelijkheid, maar toch volle winkels. Autosnelwegen met zoveel chique, moderne auto’s dat niemand nog vooruit raakt. Geen Cubaanse of Oostblok-toestanden hier. Het is het ultieme bewijs dat gelijkheid en een florissante economie wel degelijk kunnen samengaan, of zo lijkt het wel.
Maar het egalitaire sprookje is al enige tijd aan het verbleken. We verpauperen niet in absolute zin, wel in relatieve. De productiviteitsgroei slabakt in veel rijke landen, maar hier nog meer dan elders. De Oeso heeft berekend dat we 20 procent rijker zouden kunnen zijn als we ons groeitraject van voor 1996 hadden behouden. Hoe komt dat? Alle analyses hebben één rode draad: rigiditeit. Onze economie ligt als in een vat vol met stroop.
Nu zou je denken dat een land met een liberale premier (bovendien niet de eerste) alles op alles zet om het weer op een pad naar meer welvaart en jobs te zetten, om de economie te ontdoen van haar ketenen, om mijn naamgenoot Karl eens te parafraseren. Maar nee hoor, de liberalen blijken bizar genoeg grote fans van het versmachtende staatsdirigisme. Begrijpe wie kan.
Liberaal voorman Georges-Louis Bouchez slaagt er zelfs in één tweet in de vrijheid te verheerlijken én zowat de meest dirigistische wet in het kapitalistische Westen te verdedigen. Qua surrealisme kan dat alvast tippen aan menige Volksrepubliek. En ja, dat is vooral vermakelijk voor wie hier niet woont. Ware liefhebbers van vrijheid en welvaart, verenigt u! Ive Marx is hoogleraar (UAntwerpen) en doceert vooral in de opleiding sociaal-economische wetenschappen. Zijn column verschijnt tweewekelijks op dinsdag.
(Dit artikel verscheen initieel op Standaard.be)
Your email address will not be published. Required fields are marked*